Poëzie
Een keuze uit bundels en recente poëzie
BLIJVEND BIVAK
Terra incognita
Zover het oog reikt
schrale grassen ijl doorlicht
opschietend uit puur graniet
hortend stuurs tegen de wind.
Op het dak van de wereld
grazen ongehoede yaks
en verstijven in hun beweging.
Wij scheiden ons af
de omweg is de kortste weg.
We zonderen ons af
de hoogte bedwongen – nu de verte nog.
We dwalen af – de vlakte ligt open
de horizon een niet in te lopen achterstand.
Wanneer herenigt zich de oorsprong
van mijn denken in handelen.
De dodelijke rijkdom te kunnen kiezen.
We moeten bewegen blijven lopen
is dit lopen – tastend voet voor voet
met stramme pas dwangmatig voortgaan
voeten – heb ik ze nog.
De sneeuw jaagt op haar schaduw
verkorrelt elk woord, verkruimelt elk gebaar
Wij zwijgen al uren, strompelen, zwoegen.
Bloed traag als stroop – alles wil bezinken.
Schokkende krampen van vergiftigde spieren
jankend verstijven.
Er is geen weg terug.
We moeten liggen blijven slapen
kracht vergaren in het holst van de nacht
omwikkeld met folie
ingebed in foetale dromen mijn toevlucht nemen
starend in de laatste vuurblokjes
onder de gedeukte smeltkroes
de laatst waargenomen vlam is tijdloos.
De waanzinnige wens zich te ontbloten
alles te negeren.
Twee vingers asgrauw
de handschoen leeg en stijf samengeknepen
kus die hand ten afscheid
verwarm hem met duizend roze wangen
adem erover
een huivering lang woedt de wind in het lichaam
dan ben ik aangesloten op de onmetelijkheid
Jij ligt daar
met jou vertrok ik
ik leg me bij je neer
verstorven gedachte omvlokte schim
met jou zal ik aankomen.
Ik blijf bij mij
[Dit is het openingsgedicht uit de bundel BLIJVEND BIVAK uit 1992]
Het oer roert zich
de gelegenheid maakt de dief
niet het gedicht
de souteneur van de taal geeft gelegenheid
aan de woorden die de liefde bedrijven
niet iets om lang met lede ogen aan te zien
de koppelaarster van de taal
smeedt onmogelijke verbindingen
seksuele alchemie die vaak slaagt
levenselixer en steen der wijzen
te vermengen in magma
dat in onderstroom voortdrijft
een duistere regel
redt mij voor de eeuwigheid
Kops
vanuit
de dwarsnervige
gelaatsspier
vertrekt
geen ogenblik
de laatlezende
getekende
afwachter
ziet zijn voertuig
vertrekken
Beknopte fysiognomie
van bovenaf gezien
hoofdzakelijk
bol bakkes facie
kanis porum tronie
kop kruin harses
test schedel hersenpan
aanschijn aanblik gelaat
smoelwerk muil tater
tronie snater snavel
bek waffel snuit
de overdracht die plaatsvindt
herbergt het inzicht
van aangezichtspijnen
onder het mom van
gelaatsvermogen
de oogopslag
van het gezichtsverlies
Lichtvlieger en windvanger
Een schrikbarende vinding:
zelfbeweger maakt oorzakelijkheid
zoek
in een lek van windstilte
vacuüm getrokken schaduwbeeld
verschijnt het perpetuum mobile
door de kruipruimte van de ziel
spreidt zich het mycelium van lust
ogenschijnlijk spontaan
spruiten de hoeden
vorm ontberen
terneergedrukt
zwaartekracht bevestigend
verslijmde wezens desintegreren
zonder aanzien des persoons
Vier gedichten uit de bundel KOPS geschreven in december 1994 naar aanleiding van beelden van Johan Claassen
Slaap kindje slaap, daarbuiten sluipt het schaap,
het schaap met withete voetjes
dat drinkt zwarte melk zo zoetjes [pentekening 1968]
Willem Wagenaar [1907-1999], beeldend kunstenaar en van 1931 – 1935 eigenaar van Galerie NORD te Utrecht waar hij surrealistisch zendelingswerk verrichtte. Waar chaos heerste wist hij de weg. In dit gedicht is hij Charon of St. Christoffel. Ik schreef L’HOMME du NORD voor zijn 90ste verjaardag.
L’HOMME DU NORD
varend niet meer drijvend
tussen trainerende wieren
ten einde de bodem niet te hoeven zien
het hoofd geheven ten hemel
ten einde te voelen hoe hoog
hoe meedogenloos ver
alles verwijderd raakt
meewadend door helleslomp en wierbrand
omspoog de hemelbranding mijn immerzeel
dit gehuigde achterste van de ziel
te leren kennen de vergewissing te ontwaren
geen tafelpoot om aan te meren
geen draad om kleed te relateren
aan hemeldistantie de laakbare horizon
geen hond om mee te wandelen
geen mens om aan te zien
dat kennen ze hier niet
ontheffing verschaft omgeving
om het niet te zoeken
onachtzaam behoeven
folterend wachten
staar noch troning
geboorte lijkt lichtjaren geleden
besloten
tussen afrodisiaca torenhoog opgetast
ingebed door babylonisch drukwerk
ogensnoep voor het geesteskind
komt herinnering tot leven die foto
stille getuige van het morgenrood der verbeelding
gegroet glimlach der herkenning
je bent erbij
als een van de eersten
en je blijft erbij
als een van de laatstem
nu
op reis zonder bagage
je bent erbij
30 juli 1997
In his own right
The use of the sea is in the salt
drowning in tears schools of herring
twisting and turning react hysterically
to light beams rays of the sun
reaching two hundred meters at most
after this level we dive in darkness
deep sea lives on marine snow and detritus
creatures once unseen derive their lives
from rotten corpses and faecal whirling
down under everything leads to the abyss
with its bestiary of freaks albino giants
deep down in an ocean of silence
they live a life of unknown living poems
unspoken
Placenta jellyfish float under the surface
like implicit words flow unborn
that’s how thoughts travel
as above, so below; as below, so above.
all in all passed by stardust
everything in everything
speechless aliens after all
Stars come out from deep space
dropping reflections of the universe
into the dark movement of the ocean
writing words with waves
a gulfstream of endless songs
whirling around the passengers
perpetual mobile of memories
The Embarkation for Cythera is cancelled
all gleam and vista of heaven and earth
the black field of shining waters confuses
waves of people debark the Ark of Rupture
in the wake of the vessel memories see the light
old trees for hearth and home gave their lives
on them the shine of birth in tree rings
drilled and daggered deep vault of heaven
with glimmering sun at daybreak
world and universe rise out of their cloaked state
it is contained in this small vibrating crystal
drop that trickles down the windowpane
comprehensive in itself returned similarity
sediment lay down its memory in sentiment of thought
the homecoming of the salt in condensing tears of time
cannot make us forget the overwhelming love
for the utmost experience having lived
Pieter J. Schermer, October 2016
In his own right werd gepubliceerd in het tijdschrift Peculiar Mormyrid 4, The Sea.
Op zichzelf staand
De nut van de zee schuilt in het zout
verdrinkend in tranen reageren haringscholen
hysterisch door lichtbundels van zonnestralen
en draaien achter elkaars staart
zonnestralen reiken hoogstens tweehonderd meter
na dit niveau duiken we in duisternis
de diepzee leeft van zeesneeuw en afval
ooit ongeziene schepselen ontlenen hun leven
aan rottende lijken en warrelende uitwerpselen
hier beneden leidt alles naar de afgrond
met zijn bestiarium van freaks reuzen albino’s
in de diepste diepten van een oceaan van stilte
leven zij een bestaan van onbekende levende gedichten
onuitgesproken
De placenta kwal drijft onder het oppervlak
zoals impliciete woorden ongeboren nog stromen
op die manier reizen gedachten rond
Zoals boven, zo onder; zo onder, zo boven
alles in alles gepasseerd door sterrenstof
alles in alles
sprakeloze aliens uiteindelijk
Sterren komen uit de verste ruimte
laten reflecties van het universum neerdalen
in de duistere bewegingen van de oceaan
woorden schrijvend met golven
een golfstroom van eindeloze gezangen
die rond de passagiers wervelen
in eeuwigdurende beweging van herinneringen
De inscheping voor het eiland Cythera annuleert
alle pracht en praal van hemel en aarde
het zwarte vlak van het glinsterend water verwart
golven mensen gaan van de Ark van de Opstand aan land
in het zog van het schip zien herinneringen het licht
oude bomen gaven hun leven voor huis en haard
met de geboorteglans op hun jaarringen
doorboord en doorstoken diep hemelgewelf
in glimmende dageraad zon
wereld en universum stijgen op uit hun verhulde staat
het is vervat in dit kleine vibrerende kristal
de druppel die langs de ruit sijpelt
volledig in zichzelf terugkerende gelijkenis
sentiment legt het geheugen in het sediment van gedachten neer
de thuiskomst van het zout in condenserende tranen van tijd
kan ons de overweldigende liefde niet doen vergeten
voor de grootst mogelijke ervaring te hebben geleefd
Pieter J. Schermer, oktober 2016
Dit is de ‘vertaling’ van het oorspronkelijk in het Engels geschreven gedicht.
ONGENODE GAST
We kregen bezoek
Iemand had zichzelf uitgenodigd
Iedereen vroeg zich af
Wie de vreemdeling
Wel niet was zo stil
Maar juist zo aanwezig
Er ontstond een loze verwachting
Die zich opdrong
Hij was heimelijk onder ons
Had niet de grootste mond
Hij luisterde alleen maar
En had het laatste woord
30 juni 2019, de dag dat Ellen van Neerven-Otten ons verliet
CRYPTISCH
Rijp en groen hangen
zielswrange vruchtlichamen
verschaalde zomer
Regen klettert neer
de aarde verzadigt zich
gelaafd toekijken
In karmozijnen
blos werpt natte wingerd zich
omlaag langs het huis
Wat eens druppel was
verdampt tot kristal gebald
gevangen zonlicht
Branding oplichtend
geluidloos ver maar helder
schuimt mijn doopceel schoon
De oester ontving
de zandkorrel slechts eenmaal
en sloot zich voorgoed
De kastanje ploft
in roestig oud blad verstopt
onzichtbaar viltig
Mieren aarzelen
het door de slak verlaten
huis te betreden
De wind waart rond jaagt
het gele blad wentelt keert
dan toch snel de val
Toestandloos moment
in een teug geledigd glas
voorgoed verdwijnen
We reizen verder
dit moment is altijd ons
maat zonder afstand
Folter der dwaaltuin
de wereld als schaalmodel
geen schuilplaats biedend
Een koppel roeken
wiekt laat over te laat voor
het licht zo zwaar zwart
Avondlicht beroert kalm
water waar de stilte huist
het lispelend riet
Geen brug strekt zich uit
over dit brede watervlak
een blad drijft heen
Spreeuwen zwermen uit
nog op weg naar de roestplaats
kwetterende vlekken
Beslotenheden
laten zich niet onthullen
ontlopen hun lot
Een rafelige
wolkenflard doorsnijdt de maan
verstoten lichaam
Koude geseling
anoniem als het weer is
kan sneeuw een straf zijn
Het kerkhof spreekt: Zie,
hoe hij hem liefhad – Kom, gij
zult gekroond worden
De hemel klaart op
oude geur welt uit harsen
druppels tikken na
Deze 21 haiku werden geschreven in 2002
Teneinde
Ten einde raadt hij mij aan alles te negeren
Mij nergens wat van aan te trekken en niet te gaan
Bedenkingen belemmeren mij niet
Desondanks het huis stil te verlaten
Terwijl het verraad voordeuren braakt
Sluit zich de kluizenaar in zijn holst
Je hoeft niet weg te gaan om weer thuis te komen
Mijn onteigening had een aanvang genomen
Lawines rozen om in te baden zo’n bekentenis
Het paradijs kon niet ver weg zijn
Ik was niet te doof om te luisteren
Lawines razen sprong in het heelal
Ik las verkeerd teneinde mijzelf te verrassen
Heel en al bereid om alles te ondergaan
Teneinde de wil te keren die
De neiging opstuwde vanuit de peristaltiek
Van de geest de ontvallen ontvankelijkheid
Te keren
22 juli 2017
Gewaarwording
Een blik door de bril van Harold Lloyd
Leert mij geen perspectief te zien
Ik angsthaas spartelend aan mijn bretels
Het midden van de wijzerplaat
Draait om zichzelf heen
Pupil van de tijd trekt samen
Daar gaapt de kloof der verwachtingen
Heeft geen oog voor wat niet weet
Toch een aanloop op hoop van zegen
De nacht smoort elke poging in de kiem
De dag tot bedaren te brengen
Dan word je object van allerhoogste deugd
Heftig is wat waarheid je zal tonen
De moed der wanhoop in ontslaping
Wat niet weet deert
Door het je voor te nemen verplaatst zich
De doelstelling naar het rijk der fabelen
Uiteindelijk kun je het niet navertellen
5 april 2020 – mijn eerste gedicht in het Corona tijdperk
Le surréalisme même
Koel bewaren
Ik moet haar zien
Waar moet ik kijken
Hoe maak ik mij haar eigen
Hoe eigen ik mij haar toe
De mazen van dit net
Lijken zich te sluiten
Om mijn gevangen prooi
De ingesnoerde rollade weet zich verbonden
Met de strak geleidende handen van de maker
Die zijn beminde niet wil breken maar binden
Zijdelings gewenteld ligt zij voor de lens op de deken
Voor bondage is het touw te dun de lust te vilein
Het infernale machien treedt in werking
De juiste afstand tot haar bewaren
Hier een situatie van geteisterd vlees
Getoond in anonieme maltraitering
Een kneveling voor het marineren aanvangt
Wat wordt voorgeschoteld is al opgedist
Uit illustere dromen vol verboden
De wellustig blik moet wel verorberen
Want zij is om op te vreten
Wederzijdse afstandelijkheid tot het lichaam
Maskeert de aantrekkingskracht nauwelijks
Om objecten van verbeelding te beknotten
Ergens schuilt nog haar wezen onder de leden
Hoewel de ziel uit het vlees is gesneden
Lardeert de encadrering dit getouwtrek
Om de geest uit de materie te jagen
Dat leidt tot onderwerping van haar metafysiek
Om het ik te knevelen tot gebruik wetend
Het slachtoffer is medeplichtig aan onschuld
Desondanks koestert hij de pop zonder leden
Dicht haar geheiligde krachten toe in kwijnen
Zij heeft een directe lijn met het onderbewustzijn
Waar onbekenden aan de touwtjes trekken
De strak regisserende handen van de beenhouwer
Neemt alle touwtjes in handen
Wil de lichaamsdelen onderling verwisselen
Maar is overgeleverd aan de verknoping
Binnen de rangorde van het marionettentheater
De geknevelde ledenpop is gereed voor gebruik
De tuchtiging van het vlees
Biedt toegang tot het wezen
Zij toont geen bindingsangst
Inlossing van de onlosmakelijke band
Ik moet het doorzien
Waar moet ik kijken
Hoe eigen ik mij toe
Hoe maak ik mij dit eigen
De mazen van dit net
Lijken zich te sluiten
Om mij, gevangen prooi
Een paardendeken omhult de ingesnoerde naaimachine
Terugbracht tot contour van een schim
Lautréamonts adagium tot fetisj herroepen
Ziehier de verzinlijkte verpakking van het ding
“Tenir au frais” – foto Hans Bellmer, model Unica Zürn – de omslag van het tijdschrift Le surréalisme même no. 4, 1958.