J.H. Moesman
Tentoonstelling J.H. MOESMAN
in de context van zijn internationale tijdgenoten
CENTRAAL MUSEUM UTRECHT
15 feb – 24 mei 2020
De tranen van Eros
Moesman, surrealisme en de seksen
Enkhuizen, vrijdag 8 november 2019
Beste Nina Folkersma,
Enkele dagen geleden kwam ik uw mededeling over de aanstaande expositie over Moesman op internet tegen. Inderdaad, het is verheugend dat er weer een tentoonstelling over hem komt. En dan nog wel met de titel De tranen van Eros, belangrijke publicatie van Georges Bataille, waarvan de essentie zeker op Moesman van toepassing is. Het is bemoedigend aan de lijst van betrokken kunstenaars te zien dat het met achtergronden en referenties wel goed lijkt te zitten.
Ik schrijf u omdat ik samen met Her de Vries eind jaren negentig een vijftal brochures over Moesman heb gepubliceerd n.a.v. de exposities in Laren, Utrecht en Arnhem. Hierin wordt geprobeerd de complexiteit en de achtergronden van Moesmans beeldtaal toe te lichten. Zo vormen deze brochures een aanvulling op de monografie Moesman van John Steen en Frits Keers. Met name het iconografisch aspect boeide ons en dat ontbrak een beetje in dat boek.
Pieter Schermer en Her de Vries – Moesman, De Afzijdige [1993] [Labyrint no. 1]
Labyrint no. 3 Pieter Schermer – Sur-place Het perpetuum mobile van de lust, 1996 62 p.
Labyrint no. 5 Pieter Schermer – Moesmans Wraak in iconografisch perspectief, 1998, 92 p. De aparte bijlage Rondom Moesman bevat tien gedichten van diverse dichters die aan Moesman zijn opgedragen.
Labyrint no. 6 Pieter Schermer – Het Moesmaneanum – met bijdragen van Pieter Singelenberg, Henc van Maarseveen & Laurens Vancrevel, 1998, 162 p. Als aparte bijlage verscheen van Jan G. Elburg – Klavesimpel muziekelijk gedoe (14 p.) geïllustreerd met tekeningen voor klavecimbel en de teksten die erop belandden.
Labyrint no. 8 Lautréamont in Nederland deel II bevat een aanvullend deel [p. 113 – 190] op de Moesman publicaties getiteld Lautréamont, Moesman en Alchemie.
Ze zijn aanwezig in de bibliotheek van het CMU. Er zijn ook veel documenten in gereproduceerd.
Ook de film van Claas Hille Moesman en de vrouwen [1998] bracht enige beroering teweeg. Oude vrienden en bekenden van Moesman, herkenden zich maar gedeeltelijk in dit ietwat scheef getrokken portret. Dit gold ook voor Her de Vries, die het werk van Moesman bij André Breton onder de aandacht bracht.
Ik hoop toch dat deze film tijdens de expositie wordt vertoond, want het blijft ook een onmisbaar document met fraaie animaties en een prikkelende kennismaking met de persoonlijkheid van deze ras surrealist en zijn anarchistische ego [Ni Dieu ni Maître]. In onze publicatie Het Moesmaneanum [1998] wordt overigens uitgebreid op deze film ingegaan.
Het schilderij Ontmoeting [1932] prijkt bovenaan uw aankondiging. Ik keek even na wat daarover in de publicatie J.H. Moesman, De Afzijdige [1993] stond. Er is iconografisch verwantschap met een gravure van Jan Harmensz. Muller en Louis Renard, Sabijnse maagdenroof [1608/1611] naar de achterzijde van een wasmodel van een beeld van Adriaen de Vries. Muller was onderdeel van het Haarlems maniërisme sterk beïnvloed door Spranger, Cornelis van Haarlem en Goltzius.
Moesmans alternatieve optiek van het vrouwelijk naakt is maniëristisch gekleurd zoals het ruggelings drijvend lichaam op Les Marriages dat vergeleken kan worden met Apollo en Diana straffen Niobe en doden haar kinderen [1591] van de Utrechtse maniërist Adriaan Bloemaert [hier rechtsonder], maar dat bijv. ook veelvuldig terug te vinden is op de schilderijen van Cornelis van Haarlem.
Het valt echter te betwijfelen of het doek L’Evidence même [1952] van Félix Labisse [linksonder] zo veel gemeen heeft met Moesmans Vooruitzicht, ook wel Laatste groet, [1973] al is dit verleidelijk. Moesman liet zich nogal laatdunkend uit over Labisse die eigenlijk meer een theater decorschilder was en veel van hetzelfde produceerde [de serie blauwe vrouwenportretten].
Toen ik met Her de Vries over de aanstaande expositie sprak hoopte hij dat u – her en der – royaal uit de 35 schilderijen zou mogen kiezen. Liever nog, er zoveel mogelijk van zou kunnen exposeren. Ook de acht schilderijen die in het bezit waren [en verkocht?] van Willem van Kooten alias Joost den Draaier. In het tv programma Zomergasten van 16 augustus 1998 wordt Van Kooten ondervraagt door Hanneke Groenteman: “Waarom wilde hij een stukje over Slauerhoff zien? “Ja, rare man ook.” Waarom is hij zó enthousiast over Jopie Moesman dat hij acht van diens schilderijen heeft gekocht? “Ik wou dat ik ‘t wist. Ik zie dat en ik denk: ja, Moesman.” [NRC, 17 augustus 1998]. Moesman was hot eind 90er jaren.
Wat de ‘tranen van eros’ betreft. De verbroken relatie met Lenie van Geelkerken, zijn grote liefde, was een tragedie. Hij werd door de moeder te min bevonden voor hun dochter. Lenie schreef een kippenvel kwatrijn voor hem:
Mijn aller geniaalste vriend.
Maar laat hem dit verblijden.
Dat juist het allergrootst genie.
Het meest zal moeten lijden
Geheel binnen zijn sadomasochistische tendensen en interesses past deze rake opmerking Moesman als een handschoen. Na haar mislukte huwelijk keerde Lenie van Geelkerken in 1945 terug bij Joop Moesman. We kunnen slechts gissen naar wat zich tussen die twee heeft afgespeeld. Lenie stierf in 1947 waarschijnlijk aan de tuberculose. Moesman laat zich in het interview met Bibeb nogal vaag uit over deze periode. [Zie: Moesmans wraak, 1998]
Het kan natuurlijk zijn dat u zich al door de secundaire literatuur heen hebt gelezen. In dat geval: het was niet mijn bedoeling u te vervelen of lastig te vallen.
Hoe dan ook, het belooft een spannende expositie te worden. Ik wens u veel succes.
Hartelijke groeten,
Pieter Schermer.
DE TRANEN VAN EROS
Nu is er de tentoonstelling DE TRANEN VAN EROS Moesman, surrealisme en de seksen, 15 februari – 24 mei 2020 in het Centraal Museum Utrecht.
In haar aankondiging van de tentoonstelling laat curator en project manager Nina Folkersma zich uit over het karakter van de tentoonstelling. – Moesmans werk wordt getoond in de context van surrealistische tijdgenoten. De bezoeker krijgen zo inzicht in de relatie van Moesmans werk en de epoque waarin hij leefde en de veranderde tijden waarin we nu leven. Het uitgangspunt van de tentoonstelling is Moesmans obsessie met vrouwen en seks. – Men mag hopen dat hem niet het lot beschoren wordt in de #metoo discussie te worden ondergesneeuwd of vermalen in vergelijkingen met andere surrealisten waar hij niets mee te maken heeft. Het lijkt een enigszins ambivalent uitgangspunt. O.a. de #metoo discussie heeft er toe geleid dat we anno 2020 in een verpreutsing zijn terechtgekomen die zelfs de vrijheid van meningsuiting in gevaar dreigt te brengen. Welk gevaar, behalve de eenzijdige seksuele framing dreigt hier nog meer? Het anachronistisch denken. Met de kennis van nu gaan we de context van de jaren ’30 te lijf. Foute boel die veel verduisteren kan.
Moesmans opvattingen omtrent de vrouw, soms met de nodige ironie door hem gedebiteerd, lopen het gevaar te worden afgeschilderd als misogyn, terwijl bij hem de vrouw juist een prominent thema is, misschien wel de motor voor zijn kunstenaarschap. De scabreuze plaatjes van sm scenes uit de jaren dertig heeft hij via het archief van vaders drukkerij leren kennen. Deze had al een collectie pornografie die Moesman ook heeft benut voor zijn werk. Zijn opvoeding wordt gekenmerkt door een dominante tante en een labiele moeder. Ongetwijfeld van invloed. Het zij zo. Intimi kennen ook een andere Moesman. Hij was zeker in staat tot liefde. Lenie van Geelkerken had zijn obstinate hart veroverd. Het leek goed te komen, maar zij stierf aan tuberculose. Ook Erica Visser, Moesmans tweede vrouw wist hem te passioneren en te stimuleren in zijn werk. Ondanks dat aan hun relatie een einde kwam spreekt zijn stiefzoon, Felix Visser, positief over Moesman.
Terecht vraagt Nina Folkersma zich af: “Hoe kijken wij nu aan tegen hun [van de surrealisten] visies op seksualiteit en gender?” Een oppervlakkige beschouwer met een feministische bril zal snel geneigd zijn de bevooroordeelde visie van misogynie bewaarheid zien worden. Toch lijkt mij de diepere motivatie van Moesman er niet een van vrouwenhater. Geobsedeerd door seks. Ja, dat zijn er wel meer. Ik citeer nog uit Nina Folkersma’s inleiding:
Voor de surrealisten waren seksuele driften, zoals dromen, de sleutel tot het bevrijden van het onderbewustzijn. Hun radicaal innovatieve en erotische beeldtaal plaatst hen tegenover het verstikkende conformisme en rationalisme van hun tijd. Tegelijkertijd waren de seksuele en genderrollen nog relatief vaststaand; de mannelijke blik domineerde en vrouwen werden vooral gezien als muze of lustobject. Echter toen mannelijke surrealisten hun idee over de vrouw verheerlijkten in fetisjistische kunstwerken, verkenden vrouwelijke surrealisten hun eigen subjectieve wereld. Een belangrijk deel van de tentoonstelling zal dus worden gewijd aan dit andere, vrouwelijke perspectief. Bovendien zal de tentoonstelling expliciet het mannelijke perspectief onderzoeken: wat zeggen de werken van Moesman en de internationale surrealisten eigenlijk over constructies van mannelijkheid? Waren surrealistische experimenten met het vrouwelijk lichaam slechts een vorm van vrouwenhaat – zoals feministische kritieken al lang hebben betoogd? Of waren ze ook een spiegel voor de angsten en ambivalente ideeën rond hun eigen mannelijkheid? http://www.ninafolkersma.nl/?p=2434
Ambivalentie, daar herken ik iets van in het werk van Moesman. Wij zullen zien waar de tentoonstelling van getuigt.
Pieter Schermer, 12 februari 2020
Het loze vissertje – van Ding naar Onding
Overmorgen [1932] Museum Boymans v.B.
Her de Vries bracht mij in 1966 voor het eerst in aanraking met het werk van Joop Moesman. Dali had ik al ‘achter de kiezen.’ Hij had het schilderij Overmorgen [1932] van Moesman in bruikleen van de meester. Ik herdoopte het tot ‘Het Loze Vissertje’ en vind het nog steeds een van de sterkste Moesman doeken. De protagonist, de visser, keurig in het pak, lijkt zich van niets bewust en staart naar de dobber. Wat zich achter hem aan dramatiek voltrekt, ontgaat hem ten ene male. Wat denkt hij trouwens te vangen? Vooral Freudianen wisten hier wel weg mee. Hij blijft onberoerd – lees onbewust – hengelen in het [vrucht]water vóór hem, achter zich de gesloten schiettent. En dan dat slappe condoom dat over die fallustrade is gedrapeerd…
Uiteraard is dit scoren voor open doel. Maar zo gemakkelijk kom je daar niet mee weg bij Moesman. Deze heeft zich altijd verzet tegen eenzijdig seksuele duidingen van zijn werk. Op Het Gerucht was immers de vrouw op de fiets op zoek naar een strijkstok. Ik hoor het Moesman al bulderen: “Godverdomme! Kijk uit je doppen, sukkel! Straks rijdt ze over je tenen.” Natuurlijk schoof hij zijn werk daardoor van de weeromstuit juist in de Freudiaanse hoek. Maar in wezen was dit zijn verzet tegen wat we nu framing noemen, de eenzijdige reductie van thematiek en eenduidige interpretatie van zijn schilderijen die waarachtig ook schilderkunstig veel te genieten bieden, qua compositie, iconografie, coloriet etc.
Wat betreft framing, daar heeft Moesman zo zijn eigen opvattingen over. Het kaderen is niet alleen ‘van een lijst voorzien’ om het haakje aan de wand te hangen, maar ook in de zin van uitlichten. Het is een kunst op zich en essentieel onderdeel van de compositie. Een uitsnede van de imaginaire wereld binnen het schilderij. Moesman vond een originele variant op de traditionele lijst bij zijn ‘naakt op taartbodem´, Namiddag [1932], waar hij een kabeltouw als encadrering benut om het schilderij van een raamwerk te voorzien. Zijn inkadering geeft de fluïde scheiding weer tussen fictie binnen het kader en de non-fictie erbuiten. Juist die ineengedraaide banen van het touw benadrukken dit dualisme. Dat spanningsveld is altijd Moesmans speelterrein geweest. Is dit spanningsveld niet ook de reden dat sommigen een deel van zijn werk, bijvoorbeeld Gebit [1931] en Vloed [1935] tot het magisch realisme willen rekenen? Men gaat dan voorbij aan het element van de toeval vinding en het automatisme, waarvan Moesman als surrealist doortrokken was.
Namiddag [1932]
Namiddag bezit, evenals Overmorgen, een anamorfose achtige figuur, c.q. een metamorfose van een vrouwen torso. Behalve de eerder genoemde foto van Man Ray, Primat de la matière sur la pensée [1929] voor het eerst gepubliceerd in het tijdschrift Le surréalisme au service de la révolution, no. 3, waar de iconische vrouwenfiguur, Meret Oppenheim, uiteen vloeit als een rijpe camembert, is er nog een referentie. Iconografisch onderzoek door o.a. J.A Emmens [VN, 1971] wijst op een relatie met de ‘lachspiegel’ foto’s van amorfe naakten door André Kertész. Ze werden voor het eerst geëxposeerd in 1928 en hadden direct grote verspreiding in bladen. De foto’s zijn verzameld in Distortions [1976].
[Zie Sur-place Het perpetuum mobile van de lust, p. 23/24, Labyrint, 1996]
Toen ik Overmorgen voor het eerst zag, was dit een openbaring voor mij. Er was dus een Hollandse meester, een rasechte surrealist, die zich kon meten met de beste. Met name Dali, want daar had hij qua schilderstijl nog de meeste verwantschap mee. Over dit doek is niet overdreven veel geschreven, behalve de Freudiaanse invulling. Als er aan een seksuele invulling toch niet valt te ontkomen, waarom dan niet Jenseits des Lustprinzips? Post coitum animal triste, had natuurlijk ook gekund, maar dat las ik nergens. Postcoïtale neerslachtigheid of impotentie? Is dat interessant? Ik dacht het niet. Ware het niet dat Eros hier zijn Tranen toont en de kleine dood zijn intrede doet.
Het getordeerde naakt lijkt ineen te zijgen, achterover liggend als een gemuteerde odaliske van Ingres. Het wekt de indruk alsof het diverse fasen van een metamorfose ondergaat, zoals water diverse aggregatiefasen doorloopt. Verdampen, in wolken verkeren, condenseren op vensterglas en stollen tot ijsbloemen. Een natuurkundige benadering. Of is de vrouwelijke figuur in onmacht geraakt en in uiterste staat van vervoering, zoals de Extase van Theresia van Bernini, die in volledige overgave aan de Heer verkeert?
Ingres Links: Curieuze studie voor Le Bain turc [1860] toont de vrouw met drie armen. Rechts: Odaliske met slavin [1839].
Links: Extase van Theresia [1647-52] van Bernini Rechts: Man Ray, Primat de la matière sur la pensée [1929]
De torso vertoont aan de rechterschouder een ongelukkige mutatie met een minivleugeltje in plaatst van een arm, als een door softenon geprovoceerde speling van de natuur. Oké, nu gaan we helemaal los. De rechterbil is een ‘inflatable darling’ die met moeite door een zestal houten klossen kan worden weerhouden om het hemelruim te kiezen. Een variatie op de krukken van Dali? Het bovenlichaam vloeit uit als een roze omelet met dubbeldooier over de woestijnbodem alsof het daar zijn eindbestemming heeft gevonden. Haar laatste rustplaats? De doodswens. Is dit nu de zogenaamde misogynie waar de feminist door getriggerd wordt? Het zij zo. Afijn, Moesman was er ‘klaar’ mee. Vooral met de kleinburgerlijke kuisheidsridders. Hij had een hekel aan dat soort loserige veganisten van de moraal. “Oh, houd u niet van vlees? Nou, dan kijkt u toch niet!” Ik zie vooral de tovenarij van vormen die in een droom zijn gebaard. Een “still shot” uit een film die zo weer kan worden aangezet. Droom verder en laat u betoveren.
Moesman maakte dus meer topstukken dan alleen zijn meesterwerk Het Gerucht, dat hij als zijn Nachtwacht betitelde. Het is nog steeds in handen van de familie Heineken. Het had nu in het CMU kunnen hangen als er destijds niet een wethouder van Utrecht was geweest, die de aankoop tegenhield. In het Utrechtse speelt op de achtergrond Willem Wagenaar met zijn galerie NORD een belangrijke rol als wegbereider voor het surrealisme in Utrecht. Hij zaaide en er viel veel te oogsten. Dus toog hij met enkele bevriende schilders naar Parijs waar hij in 1933 een onopgemerkte expositie hield:
Exposition des œuvres de W. Wagenaar et quelques autres peintres hollandais [W. van Leusden, J.H. Moesman, L.F. Wijmans, R. Terpstra], Galerie d’exposition de la Grande Masse, Paris, 1933.
Leuk geprobeerd. Helaas, nooit meer iets over vernomen. Maar Moesman kent zijn pappenheimers en stelde ijskoud: ”Zonder Wagenaar geen Moesman.”
J.H. Moesman [1909 – 1988]
Surrealistisch schilder, polemist, typograaf, letterontwerper, werkte bij de NS. Moesman, geboren Utrechtenaar, was lid van Genootschap Kunstliefde tot 1958, De Onafhankelijken [1931-1934] en medeoprichter, met Henc van Maarseveen en Dirkje Kuik, van Grafisch genootschap De Luis. Een obstinaat mens, dwarsligger en authentiek surrealist. Hij wist als geen ander ‘Freudiaanse rebussen’ te produceren die blijven intrigeren. Zijn schilderijen werden onzedelijk en onsmakelijk gevonden. Ze werden geweigerd of verwijderd van tentoonstellingen.
Mijn kennismaking met het werk van Moesman viel samen met mijn eerste ontmoeting met Her de Vries. Dat was te danken aan het tijdschrift Randstad no 11/12, [1966] een geheel door Simon Vinkenoog samengesteld nummer. Daarin stond een advertentie voor het Bureau de Recherches Surréalistes in Amsterdam dat begin jaren ‘60 door Her was opgericht. Hij was ook Lautréamont kenner. Wij maakten een afspraak en ik repte mij naar de Binnenkant 33 in Amsterdam waar hij woonde. Een inspirerend gesprek volgde. Her bleek bevriend met Moesman en correspondeerde met Breton en andere surrealisten. In zijn woning hing een schilderij van Moesman dat hij in bruikleen had van de meester. Het heette Overmorgen [1932], door mij herdoopt tot ‘Het Loze Vissertje’, nog steeds een van de sterkste Moesman doeken. Vooral Freudianen wisten weg met dit heertje dat hengelt in het vruchtwater met achter zich de schiettent en dat leeglopende condoom dat over die fallustrade is gedrapeerd…
Overmorgen [1932]
Naar aanleiding van de overzichtstentoonstellingen in de jaren ’90 te Laren [Loek Brons], Arnhem en Utrecht deelden wij [Her de Vries en schrijver dezes] onze bevindingen met veel geïnteresseerden. Er waren aanleidingen te over. Naast deze tentoonstellingen verscheen er een monografie over Moesman van John Steen en Frits Kiers die besproken diende te worden. Er was een film van Claas Hille getiteld Moesman en de vrouwen die een ietwat scheef en subjectief beeld van de schilder geeft, maar een schat aan informatie en boeiende animaties bevat. Nog te zien via Youtube. Dat bracht de tongen van veel intimi in beroering en leidde tot een felle polemiek. Die kritiek deed overigens niets af aan de waardevolle elementen van de film, met veel verhelderende animaties van zijn collagetechniek, maar trekt het opgeroepen beeld over Moesman met psychologie van de ‘koude grond’ wat meer in evenwicht. Moesman stond in de belangstelling en er ontstonden nog vier publicaties onzerzijds. Na Moesman, de Afzijdige nog Surplace, Moesmans Wraak, Het Moesmaneanum en Lautréamont, Moesman en Alchemie, de tweede helft van Lautreamont in Nederland deel II die aan Moesman was gewijd. Het wordt trouwens tijd voor een update over de herbegrafenis van Moesman en een nieuwe overzichtstentoonstelling die er moet komen voor de jeugd van tegenwoordig in het kader van de surrealistische opvoeding van onze komende generatie. Goed surrealistisch onderwijs waar de verbeelding een kans krijgt.
Zelfportret [1933]
Samen met Her de Vries was daar dus de eerste korte publicatie J. H. Moesman De Afzijdige [1993], een algemene beschouwing over het werk van Moesman. Dat verscheen op de opening van de overzichtstentoonstelling van Loek Brons in het Singer Museum te Laren op 12 juni 1993. Ik overhandigde het eerste exemplaar aan weduwe Els Moesman. Ook W. F. Hermans kreeg een exemplaar, want hij hield de openingsspeech, De aardappel van de dood, die ook in afzonderlijke druk verscheen. Door de spectaculaire verkoop van acht Moesman schilderijen door Loek Brons aan Willem van Kooten, de vroegere dj Joost den Draaier, die er maar liefst 1 miljoen keiharde florijnen voor neertelde, kwam het werk van Moesman in de spotlights te staan. Brons had ze eerst aan het Museum in Arnhem aangeboden maar die konden het niet financieren. [Trouw 13 aug. 1998, NRC 17 aug. 1998]. Her de Vries en ik besloten tot een bijgewerkte herdruk van zijn stuk Moesman en de publiciteit uit 1994. Ik schreef het nawoord. Om mijn interesse concreter te maken, besloot ik een aantal essays over Moesmans oeuvre te schrijven, waarbij iconografische verwijzingen en vergelijkingen de beschouwer enige duidelijkheid in de werkzame bestanddelen van de schilderijen wordt geboden. Het essay Sur Place behandelt zijn ‘Nachtwacht’, Het Gerucht, in het bezit van de erven Heineken. De ontmoeting van een naakte vrouw op een fiets met een viool op de bagagedrager in het verkort geschilderd, is zijn Grande Odaliske.
Het Gerucht [1941]
Moesmans Wraak in iconografisch perspectief geeft een kijkje in de beeldtaal van Moesman en de thema’s en motieven van de schilder. Zijn wraak bestaat zeker uit de door de markt flink opgedreven prijzen voor zijn werk. Loek Brons was zo slim te kopen voor een prijs die de musea niet wilden neertellen. Oorspronkelijk zou het essay Moesmania heten. Maar wij doen niet aan ziektebeelden. In de hele nasleep van de hausse verwierf het Centraal Museum Utrecht nog in 2000 de schilderijen De Aangekomene en Les Mariages.
De aangekomene
Les Marriages
Van Her de Vries en Dirk Adelaar verscheen nog het boek ‘Beste Vriend! Vuile Ploert’. Het surrealisme van J.H. Moesman in werken op papier bij de gelijknamige tentoonstelling in het Centraal Museum in Utrecht [1997]. De Moesman monografie van John Steen en Frits Keers [1998] viel samen met een overzichtstentoonstelling in het Museum voor Moderne Kunst in Arnhem [1998]. Vermeldenswaard is dat de door Moesman ontworpen letter, de Petronius, door Rob Schotte van Grafisch Bureau Autobahn is gedigitaliseerd tot een fraaie, bruikbare tekstletter.
Moesman typografeerde 1989 een scabreuze tekst van Jacob van Lennep, Offeranden op het altaar van Amor en Venus (onder ps. Ko Cassandra). Moesman maakte er een bibliofiele editie van. Moesman beschrijft de ontstaansgeschiedenis:
Toen ik van Drukkerij Van Rossum te Utrecht een loden zetletter kreeg, de Lithografia Kräftig uit 1913, van de Bauersche Giesserei, een letter waarvan de vorm uit de vorige eeuw dateert, begreep ik dat ik daarmee een 19e eeuws boekje moest gaan maken. De Libra nam ik voor de kopjes.
Voor de tekst mocht ik een keuze maken uit een uitzonderlijk boek dat Marita Mathijsen mij bezorgde. Het werd in 1859 in Amsterdam uitgegeven bij Mulder II. Er is nog slechts één exemplaar van bekend in een buitenlandse bibliotheek. Volgens een aanwijzing in het blad Asmodée zouden deze verzen van Jacob van Lennep zijn.
Voor het omslag nam ik sitspapier en etiketjes, nog uit de winkel van mijn grootmoeder, en voor het binnenwerk voor 50 exemplaren gelinieerd Van Gelder papier en voor 50 stuks handgeschept 19e eeuws papier (genummerd van 1 tot 50 resp. van 51 tot 100). Het prentje tegenover de titel werd door mijn vader, volgens het ‘Van de Weijer procedé’ overgenomen uit een boekje van die dagen. De tekst werd door mij gezet en gedrukt door Johan de Zoete op zijn pers in Utrecht.
Dit is no 28 J. H. Moesman, Tull en ‘t Waal, Mei 1987.
https://dbnl.org/tekst/lenn006offe01_01/lenn006offe01_01_0022.php
Sommige van de volgende publicaties zijn nog te koop.
- Pieter Schermer, Her de Vries – Moesman,De Afzijdige [1993] € 10
- Labyrint no. 3 Pieter Schermer – Sur-plce. Het perpetuum immobile van de lust [1996]
- Labyrint no. 5 Pieter Schermer – Moesmans Wraak in iconografisch perspectief, 1998, 92 p. De aparte bijlage Rondom Moesman bevat tien gedichten van diverse dichters die aan Moesman zijn opgedragen. Samen € 25.
- Labyrint no. 6 Pieter Schermer – Het Moesmaneanum – met bijdragen van Pieter Singelenberg, Henc van Maarseveen & Laurens Vancrevel, 1998, 162 p. Als aparte bijlage verscheen van Jan G. Elburg – Klavesimpel muziekelijk gedoe (14 p.) geïllustreerd met tekeningen voor klavecimbel en de teksten die erop belandden. Samen € 30.
- Labyrint no. 8 Lautréamont in Nederland deel II bevat een aanvullend deel op de Moesman publicaties getiteld Lautréamont, Moesman en Alchemie [p. 113 – 190]
BLIJVEND BIVAK
Terra incognita
Zover het oog reikt
schrale grassen ijl doorlicht
opschietend uit puur graniet
hortend stuurs tegen de wind.
Op het dak van de wereld
grazen ongehoede yaks
en verstijven in hun beweging.
Wij scheiden ons af
de omweg is de kortste weg.
We zonderen ons af
de hoogte bedwongen - nu de verte nog.
We dwalen af - de vlakte ligt open
de horizon een niet in te lopen achterstand.
Wanneer herenigt zich de oorsprong
van mijn denken in handelen.
De dodelijke rijkdom te kunnen kiezen.
We moeten bewegen blijven lopen
is dit lopen - tastend voet voor voet
met stramme pas dwangmatig voortgaan
voeten - heb ik ze nog.
De sneeuw jaagt op haar schaduw
verkorrelt elk woord, verkruimelt elk gebaar
Wij zwijgen al uren, strompelen, zwoegen.
Bloed traag als stroop - alles wil bezinken.
Schokkende krampen van vergiftigde spieren
jankend verstijven.
Er is geen weg terug.
We moeten liggen blijven slapen
kracht vergaren in het holst van de nacht
omwikkeld met folie
ingebed in foetale dromen mijn toevlucht nemen
starend in de laatste vuurblokjes
onder de gedeukte smeltkroes
de laatst waargenomen vlam is tijdloos.
De waanzinnige wens zich te ontbloten
alles te negeren.
Twee vingers asgrauw
de handschoen leeg en stijf samengeknepen
kus die hand ten afscheid
verwarm hem met duizend roze wangen
adem erover
een huivering lang woedt de wind in het lichaam
dan ben ik aangesloten op de onmetelijkheid
Jij ligt daar
met jou vertrok ik
ik leg me bij je neer
verstorven gedachte omvlokte schim
met jou zal ik aankomen.
Ik blijf bij mij
[Dit is het openingsgedicht uit de bundel BLIJVEN BIVAK uit 1992]
Het oer roert zich
de gelegenheid maakt de dief
niet het gedicht
de souteneur van de taal geeft gelegenheid
aan de woorden die de liefde bedrijven
niet iets om lang met lede ogen aan te zien
de koppelaarster van de taal
smeedt onmogelijke verbindingen
seksuele alchemie die vaak slaagt
levenselixer en steen der wijzen
te vermengen in magma
dat in onderstroom voortdrijft
een duistere regel
redt mij voor de eeuwigheid
Kops
vanuit
de dwarsnervige
gelaatsspier
vertrekt
geen ogenblik
de laatlezende
getekende
afwachter
ziet zijn voertuig
vertrekken
Beknopte fysiognomie
van bovenaf gezien
hoofdzakelijk
bol bakkes facie
kanis porum tronie
kop kruin harses
test schedel hersenpan
aanschijn aanblik gelaat
smoelwerk muil tater
tronie snater snavel
bek waffel snuit
de overdracht die plaatsvindt
herbergt het inzicht
van aangezichtspijnen
onder het mom van
gelaatsvermogen
de oogopslag
van het gezichtsverlies
Lichtvlieger en windvanger
Een schrikbarende vinding:
zelfbeweger maakt oorzakelijkheid
zoek
in een lek van windstilte
vacuüm getrokken schaduwbeeld
verschijnt het perpetuum mobile
door de kruipruimte van de ziel
spreidt zich het mycelium van lust
ogenschijnlijk spontaan
spruiten de hoeden
vorm ontberen
terneergedrukt
zwaartekracht bevestigend
verslijmde wezens desintegreren
zonder aanzien des persoons
Vier gedichten uit de bundel KOPS geschreven in december 1994 naar aanleiding van beelden van Johan Claassen
Slaap kindje slaap, daarbuiten sluipt het schaap,
het schaap met withete voetjes
dat drinkt zwarte melk zo zoetjes [pentekening 1968]
Willem Wagenaar [1907-1999], beeldend kunstenaar en van 1931 – 1935 eigenaar van Galerie NORD te Utrecht waar hij surrealistisch zendelingswerk verrichtte. Waar chaos heerste wist hij de weg. In dit gedicht is hij Charon of St. Christoffel. Ik schreef L’Homme du NORD voor zijn 90ste verjaardag.
L’HOMME DU NORD
varend niet meer drijvend
tussen trainerende wieren
ten einde de bodem niet te hoeven zien
het hoofd geheven ten hemel
ten einde te voelen hoe hoog
hoe meedogenloos ver
alles verwijderd raakt
meewadend door helleslomp en wierbrand
omspoog de hemelbranding mijn immerzeel
dit gehuigde achterste van de ziel
te leren kennen de vergewissing te ontwaren
geen tafelpoot om aan te meren
geen draad om kleed te relateren
aan hemeldistantie de laakbare horizon
geen hond om mee te wandelen
geen mens om aan te zien
dat kennen ze hier niet
ontheffing verschaft omgeving
om het niet te zoeken
onachtzaam behoeven
folterend wachten
staar noch troning
geboorte lijkt lichtjaren geleden
besloten
tussen afrodisiaca torenhoog opgetast
ingebed door babylonisch drukwerk
ogensnoep voor het geesteskind
komt herinnering tot leven die foto
stille getuige van het morgenrood der verbeelding
gegroet glimlach der herkenning
je bent erbij
als een van de eersten
en je blijft erbij
als een van de laatstem
nu
op reis zonder bagage
je bent erbij
30 juli 1997
In his own right
The use of the sea is in the salt
drowning in tears schools of herring
twisting and turning react hysterically
to light beams rays of the sun
reaching two hundred meters at most
after this level we dive in darkness
deep sea lives on marine snow and detritus
creatures once unseen derive their lives
from rotten corpses and faecal whirling
down under everything leads to the abyss
with its bestiary of freaks albino giants
deep down in an ocean of silence
they live a life of unknown living poems
unspoken
Placenta jellyfish float under the surface
like implicit words flow unborn
that’s how thoughts travel
as above, so below; as below, so above.
all in all passed by stardust
everything in everything
speechless aliens after all
Stars come out from deep space
dropping reflections of the universe
into the dark movement of the ocean
writing words with waves
a gulfstream of endless songs
whirling around the passengers
perpetual mobile of memories
The Embarkation for Cythera is cancelled
all gleam and vista of heaven and earth
the black field of shining waters confuses
waves of people debark the Ark of Rupture
in the wake of the vessel memories see the light
old trees for hearth and home gave their lives
on them the shine of birth in tree rings
drilled and daggered deep vault of heaven
with glimmering sun at daybreak
world and universe rise out of their cloaked state
it is contained in this small vibrating crystal
drop that trickles down the windowpane
comprehensive in itself returned similarity
sediment lay down its memory in sentiment of thought
the homecoming of the salt in condensing tears of time
cannot make us forget the overwhelming love
for the utmost experience having lived
Pieter J. Schermer, October 2016
In his own right werd gepubliceerd in het tijdschrift Peculiar Mormyrid 4, The Sea.
Op zichzelf staand
De nut van de zee schuilt in het zout
verdrinkend in tranen reageren haringscholen
hysterisch door lichtbundels van zonnestralen
en draaien achter elkaars staart
zonnestralen reiken hoogstens tweehonderd meter
na dit niveau duiken we in duisternis
de diepzee leeft van zeesneeuw en afval
ooit ongeziene schepselen ontlenen hun leven
aan rottende lijken en warrelende uitwerpselen
hier beneden leidt alles naar de afgrond
met zijn bestiarium van freaks reuzen albino’s
in de diepste diepten van een oceaan van stilte
leven zij een bestaan van onbekende levende gedichten
onuitgesproken
De placenta kwal drijft onder het oppervlak
zoals impliciete woorden ongeboren nog stromen
op die manier reizen gedachten rond
Zoals boven, zo onder; zo onder, zo boven
alles in alles gepasseerd door sterrenstof
alles in alles
sprakeloze aliens uiteindelijk
Sterren komen uit de verste ruimte
laten reflecties van het universum neerdalen
in de duistere bewegingen van de oceaan
woorden schrijvend met golven
een golfstroom van eindeloze gezangen
die rond de passagiers wervelen
in eeuwigdurende beweging van herinneringen
De inscheping voor het eiland Cythera annuleert
alle pracht en praal van hemel en aarde
het zwarte vlak van het glinsterend water verwart
golven mensen gaan van de Ark van de Opstand aan land
in het zog van het schip zien herinneringen het licht
oude bomen gaven hun leven voor huis en haard
met de geboorteglans op hun jaarringen
doorboord en doorstoken diep hemelgewelf
in glimmende dageraad zon
wereld en universum stijgen op uit hun verhulde staat
het is vervat in dit kleine vibrerende kristal
de druppel die langs de ruit sijpelt
volledig in zichzelf terugkerende gelijkenis
sentiment legt het geheugen in het sediment van gedachten neer
de thuiskomst van het zout in condenserende tranen van tijd
kan ons de overweldigende liefde niet doen vergeten
voor de grootst mogelijke ervaring te hebben geleefd
Pieter J. Schermer, oktober 2016
Dit is de 'vertaling' van het oorspronkelijk in het Engels geschreven gedicht.
Ongenode gast
We kregen bezoek
Iemand had zichzelf uitgenodigd
Iedereen vroeg zich af
Wie de vreemdeling
Wel niet was zo stil
Maar juist zo aanwezig
Er ontstond een loze verwachting
Die zich opdrong
Hij was heimelijk onder ons
Had niet de grootste mond
Hij luisterde alleen maar
En had het laatste woord
30 juni 2019, de dag dat Ellen van Neerven-Otten ons verliet
CRYPTISCH
Rijp en groen hangen
zielswrange vruchtlichamen
verschaalde zomer
Regen klettert neer
de aarde verzadigt zich
gelaafd toekijken
In karmozijnen
blos werpt natte wingerd zich
omlaag langs het huis
Wat eens druppel was
verdampt tot kristal gebald
gevangen zonlicht
Branding oplichtend
geluidloos ver maar helder
schuimt mijn doopceel schoon
De oester ontving
de zandkorrel slechts eenmaal
en sloot zich voorgoed
De kastanje ploft
in roestig oud blad verstopt
onzichtbaar viltig
Mieren aarzelen
het door de slak verlaten
huis te betreden
De wind waart rond jaagt
het gele blad wentelt keert
dan toch snel de val
Toestandloos moment
in een teug geledigd glas
voorgoed verdwijnen
We reizen verder
dit moment is altijd ons
maat zonder afstand
Folter der dwaaltuin
de wereld als schaalmodel
geen schuilplaats biedend
Een koppel roeken
wiekt laat over te laat voor
het licht zo zwaar zwart
Avondlicht beroert kalm
water waar de stilte huist
het lispelend riet
Geen brug strekt zich uit
over dit brede watervlak
een blad drijft heen
Spreeuwen zwermen uit
nog op weg naar de roestplaats
kwetterende vlekken
Beslotenheden
laten zich niet onthullen
ontlopen hun lot
Een rafelige
wolkenflard doorsnijdt de maan
verstoten lichaam
Koude geseling
anoniem als het weer is
kan sneeuw een straf zijn
Het kerkhof spreekt: Zie,
hoe hij hem liefhad - Kom, gij
zult gekroond worden
De hemel klaart op
oude geur welt uit harsen
druppels tikken na
Deze 21 haiku werden geschreven in 2002
Teneinde
Ten einde raadt hij mij aan alles te negeren
Mij nergens wat van aan te trekken en niet te gaan
Bedenkingen belemmeren mij niet
Desondanks het huis stil te verlaten
Terwijl het verraad voordeuren braakt
Sluit zich de kluizenaar in zijn holst
Je hoeft niet weg te gaan om weer thuis te komen
Mijn onteigening had een aanvang genomen
Lawines rozen om in te baden zo’n bekentenis
Het paradijs kon niet ver weg zijn
Ik was niet te doof om te luisteren
Lawines razen sprong in het heelal
Ik las verkeerd teneinde mijzelf te verrassen
Heel en al bereid om alles te ondergaan
Teneinde de wil te keren die
De neiging opstuwde vanuit de peristaltiek
Van de geest de ontvallen ontvankelijkheid
Te keren
22 juli 2017